Breek de gist in het lauwe water. Laat enkele minuten staan tot je belletjes ziet opborrelen.
Smelt ondertussen de hoeveboter: vuur uitdraaien en pot of pan van het vuur nemen wanneer de hoeveboter bijna volledig gesmolten is.
Warm indien nodig je melk wat op (nooit warmer dan lauw!) zodat je er makkelijk de suiker in kan oplossen. Roer er tegelijk de vanillezaadjes door.
Doe de bloem in een hoge kom, maak een kuiltje in het midden en werk er eerst het water met de gist door. Om makkelijker te werken gebruik je kloppers op lage snelheid.
Werk dan de melk doorheen de bloem.
Werk tenslotte de eieren door de bloem: zet nu indien nodig de snelheid wat hoger, zodat je een mooi, glad beslag krijgt zonder klontertjes.
Werk er tenslotte de gesmolten hoeveboter door en het zout. Indien nodig voeg je wat meer (spuit)water toe.
Laat je beslag rijzen... dus wacht tot het volume verdubbeld is.
Het geheim van krokante wafels: zet je wafelijzer zo heet mogelijk! Smeer de eerste keer indien nodig in met vet of olie om te bakken, schep een lepel van het gistbeslag in de vorm, sluit het wafelijzer, draai indien mogelijk om en laat bakken tot je Brusselse wafels krokant bruin gebakken zijn.